Het kasteel Cooppal

Voor de bocht die naar Wetteren ten Ede leidt, zie je op het einde van de Cooppallaan op de linkerkant een authentieke kruitmolen van de toenmalige buskruitfabriek en een borstbeeld van de stichter op een hardstenen sokkel, een beeldhouwwerk van de Mellenaar Jules Vits. Centraal in je gezichtsveld verschijnt door het smeedijzeren hek het kasteel Cooppal, sinds 1989 eigendom van Ajinomoto Omnichem nv. Je passeert een site met een rijk en bewogen verleden, dat meer dan twee eeuwen overspant. Het kasteel is sinds 3 juni 2005 beschermd.  

Achtergevel

Geschiedenis

In 1778 wou de Antwerpse salpeterfabrikant Jan-Frans Cooppal op het grondgebied van de heerlijkheid van Sint-Pieters in Gent een buskruitfabriek bouwen. Hij stuitte op het veto van de abt van de Sint-Pietersabdij die wees op het gevaar voor ontploffingen en milieuverontreiniging. Op zoek naar een andere geschikte locatie belandde hij in Wetteren. Op de linkeroever van de Schelde ontdekte hij het landgoed ‘Delvael’, bezit van de genaamde familie, ook ‘het goed te Valois’ genoemd. Een buskruitfabriek in het omwalde afgelegen eigendom zou geen gevaar betekenen voor de omgeving. Verbonden met de Schelde door een dreef kon zijn bedrijf ook over de nodige transportmogelijkheden beschikken. En uitbreiding was mogelijk door aankoop van de omliggende gronden.

Jan-Frans Cooppal aarzelde niet en kocht het heerlijk goed, beschreven als ‘een huys van plaisance’, een buitenhuis, een mooi bekoorlijk oord. Hij verkreeg de goedkeuring om binnen het omgrachte domein een poerfabriek op te starten en associeerde zich met zijn stadsgenoot jonker Philippus Joseph Vermoelen. Er was vrijwel geen concurrentie in het land en de productie nam gestaag toe. Tijdens de Franse overheersing werd de fabriek gedeeltelijk verwoest en ze bleef tot 1815 gesloten.

Intussen was Jan-Frans, overleden in 1804, opgevolgd door zijn zoon Pieter-Frans, voorzitter van de Kamer van Koophandel in Antwerpen, en zijn dochter Marie-Françoise. Van 1828 tot 1879 nam Constantin Van Cromphaut, een burgerszoon uit Oordegem, de directie waar. Ondanks zijn opslorpende politieke activiteiten - hij was onder meer burgemeester van Wetteren van 1873 tot 1879 - ontpopte hij zich tot een nauwgezet en succesrijk manager. Theodoor Teichmann, de schoonzoon van Pieter-Frans Cooppal, nam na diens overlijden in 1842 het bestuur over. Deze briljante ingenieur die later minister van Binnenlandse Zaken en gouverneur van de provincie Antwerpen werd, kon voor honderd procent op de ervaring en de bekwaamheid van Van Cromphaut rekenen. De fabriek kreeg internationale faam en de firma Cooppal verwierf in 1847 de uitzonderlijke titel van Koninklijke Buskruitfabriek. In 1879 volgde Charles Libbrecht zijn overleden schoonvader als directeur op.

Vanaf 1881 werd de onderneming een naamloze vennootschap. De eerste drie beheerders behoorden tot de familie Belpaire. Fréderic en Alphonse waren respectievelijk met Marie en Betsy, dochters van Theodoor Teichmann getrouwd. Na de dood van hun ouders in 1867 hadden Marie en Betsy samen met hun zussen Jenny en Constance het landgoed en de buskruitfabriek geërfd. Hun leven stond in dienst van liefdadigheid en steun aan armen en minderbedeelden. In 1876 besloten de dames Teichmann in de nabijheid van hun domein, aan de boorden van de Schelde, een weeshuis met kapel te laten bouwen om de zonen van verongelukte werknemers een christelijke opvoeding en een beroepsopleiding te geven. De aanzet voor het latere Sint-Barbara- of Scheppersinstituut.

Een vooruitstrevend netwerk van sociale voorzieningen in de fabriek baarde veel opzien. In 1837 werd een spaarkas voor de werknemers opgericht. In 1878 verdeelde het bestuur ter gelegenheid van het honderdjarig jubelfeest 160.000 frank onder het personeel. Verscheidene arbeiders kochten een huisje met dit aandeel. In 1891 besloot de beheerraad het bouwen van arbeiderswoningen aan te moedigen door aan de arbeiders leningen aan lage interest (één procent) toe te staan. Er was een pensioenkas voor de werknemers, de weduwen en wezen. Het schoolgeld van de kinderen werd door Cooppal betaald. Van 1894 tot 1914 werd jaarlijks meigeld (deelname in de winst, eindejaarspremie) ten bedrage van 100.000 frank aan de werknemers uitbetaald.

standbeeld

Prestigieus interieur

Het voormalige goed ‘Delvael’ of ‘Valois’ stond op de gronden waar de buskruitfabriek werd opgericht. Op deze percelen staan nu de bedrijfsgebouwen van Ajinomoto Omnichem nv. Theodoor Teichmann was de opdrachtgever van de bouw van een directeurswoning ten zuiden van de Cooppalfabriek. De ontwerper blijft onbekend. De woning werd in 1869-1870 opgeleverd en in 1894-1895 werd ze in dezelfde stijl aan weerszij met een hoger uitstekend bouwwerk met gelijke zijtorens uitgebreid. Daardoor had de woning een kasteelallure en gold als een voorbeeld van kasteelachtige villabouw in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het kasteel kreeg een dubbele functie: woning voor de directeursfamilie en kantoorruimtes voor de fabriek. Tot de stopzetting van de buskruitfabriek in 1966 bewoonden de verschillende directies het kasteel. Nu is het gebouw het administratieve centrum van het bedrijf met bureaus, ontvangst- en vergaderzalen.

Het kasteel is opgetrokken in neoclassicistische stijl. Opvallend is de zin voor symmetrie en evenwicht die het geheel een statig, waardig cachet bezorgt. Het gebruik van baksteen en natuursteen, omlopende kordonbanden tussen twee verdiepingen, pilasters, zuiltjes, reliëfversieringen, decoratief ijzerwerk tot op de torens toe accentueren de aangewende stijl. Via een brede trap met bordes onder een balkon met smeedijzeren leuning kom je door hoge vensterdeuren naar binnen. Door het aanbrengen van oeils-de-boeufs (ronde ramen) en dakvensters met fronton springt ook de zolderverdieping in het oog. Een leien mansardedak bekroont het gebouw, terwijl het leien schilddak boven de achteruitstaande rechthoekige zijgevels torent. In tegenstelling tot de voorgevel heeft de achtergevel een duidelijk uitspringend middenrisaliet. Aan weerszij van de centrale deur is er een bordestrap met ijzeren leuning. In het midden van de pui heb je de keldertoegang. De kelder deed in het Cooppal-tijdperk dienst als archief.

trappenhalTot de opvallendste facetten van het interieur behoren de indrukwekkende, ruime inkomhal aan de voorzijde en het trappenhuis van de hoofdtrap. Het cassettenplafond, de rondbogenarcade en de marmeren vloer beklemtonen de monumentaliteit van het trappenhuis. Het is nu doorgetrokken tot de zolderverdieping, die tot bedrijfskantoor werd omgevormd. Een smal trappenhuis naast de vroegere eetplaats was de diensttrap voor het huispersoneel.
Het interieur van de benedenkamer in de rechterzijtoren heeft zijn neo- Vlaamse renaissancestijl behouden: dubbele toegangsdeur, parketvloer, eiken lambrisering, houten zoldering. Het sierstuk blijft de schouwmantel in zwarte marmer uitgewerkt met opschrift ‘Welkom’. Boven de schouw domineert een geschilderd portret van Jan-Frans Cooppal. Het driedelige bepleisterde plafond van de vroegere eetplaats is versierd met panelen en verfijnde neoclassicistische omlijsting. Net zoals in het aanpalende salon is de parketvloer in perfecte staat. Marmeren schouwmantels vind je bijna in elke plaats of kamer. De benedenkamer in de linkerzijtoren was vroeger de wintertuin. Op de bovenverdieping imponeren de brede gang met versierde pilasters, het stucwerk boven de deuren en het cassettenplafond. De slaapkamers zijn omgevormd tot bureaus. In het midden van het plafond van de centraal gelegen kamer is een versiering in neoclassicistische stijl een lust voor het oog.

Het park van Eden

Het kasteelpark werd in de jaren 1870 aangelegd als landschapspark. Aan de straatkant is het park omheind door ijzeren hekwerk dat geleidelijk aan overgaat in een gemetselde muur. Het domein verbreedt ook naar achteren toe. Rechts van het toegangshek staat de portiersloge. De vijverpartij vooraan is een overblijfsel van de omgrachting van de poederfabriek en gaat terug op de grachten van het voormalige ‘huys van plaisance’. Diep achter het kasteel, aan het einde van een uitgestrekt grasperk ligt een grotere vijver, een slangvormige waterpartij. Vanop de betonnen boogbrug met leuningen van imitatieboomstammetjes in cementrustiek heb je een wijd uitzicht over de open grasvlakte op de achtergevel van het kasteel. De wandelpaden zijn vervaagd. Het bomen -en plantenbestand is sterk gevarieerd. Je merkt onder meer de plataan, de bruine beuk, de zwarte moerbei, de esdoorn, de Amerikaanse eik, de tamme kastanje, de ruwe iep of bergiep en de Ginkgo, een Japanse notelaar, op.

Ook de heuvel met ijskelder trekt je aandacht. Dergelijke bewaarplaatsen van ijs voor huishoudelijk gebruik waren bij de gegoede burgerij zeer in trek. Er is eveneens een Mariagrot. Verder vind je een vervallen schommelbootje met de restanten van een houten ophanging. Een curiosum met historische waarde dat restauratie verdient.
De ‘jardin d’agrément’, met zijn weelderige groen en heilige stilte, harmoniseert met de waardigheid van het kasteel.

Cooppal     Cooppal

Contactinfo